Het Helpling-arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2025:543) bevestigt dat ook bij arbeid via een platform of app sprake kan zijn van een uitzendovereenkomst. Zelfs als de werkzaamheden worden verricht voor een particulier huishouden, is het digitale platform – in dit geval Helpling – juridisch gezien de uitzendwerkgever.
Dit arrest heeft grote impact op organisaties die gebruikmaken van flexibele arbeid via digitale bemiddeling: van platformbedrijven tot uitzenders, HR-professionals en opdrachtgevers.
Platformwerk via app: wie is werkgever, wie is inlener?
De zaak draaide om een schoonmaakster die via het platform Helpling huishoudelijke werkzaamheden verrichtte bij particulieren. Zij werkte in totaal 24,5 weken, gemiddeld 6,7 uur per week. Via de app kon zij zelf haar beschikbaarheid opgeven, een profiel aanmaken, een tarief instellen en opdrachten accepteren. Helpling faciliteerde de matching, stelde de algemene voorwaarden op en regelde de betaling via een externe betaaldienst.
Op 4 september 2017 meldde de schoonmaakster zich ziek bij Helpling en vroeg naar haar recht op loondoorbetaling. Helpling liet haar weten dat zij geen werknemer was, maar viel onder de Regeling dienstverlening aan huis. Volgens Helpling was dus geen sprake van een arbeidsovereenkomst en had zij geen recht op loondoorbetaling.
Naar aanleiding daarvan schakelde de schoonmaakster vakbond FNV in. FNV stelde zich vervolgens op het standpunt dat tussen haar en Helpling wél sprake was van een arbeidsovereenkomst, althans een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:690 BW. Volgens FNV fungeerde Helpling in feite als werkgever, omdat zij de voorwaarden bepaalde, de bemiddeling regelde, commissie ontving en toezicht hield op het functioneren van de werkrelatie.
Helpling betoogde dat zij slechts een digitaal bemiddelingsplatform was en dat de arbeidsovereenkomst – indien daarvan al sprake zou zijn – uitsluitend bestond tussen de schoonmaker en het huishouden waarvoor werd gewerkt.
De centrale vraag in de procedure was dan ook: wie was in juridische zin de werkgever – het platform, of het huishouden?
Kortom, wil de echte werkgever opstaan?
Wat vonden de kantonrechter, het hof en de Advocaat-Generaal?
De kantonrechter oordeelde in eerste aanleg dat geen sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen de schoonmaakster en Helpling. Volgens de kantonrechter fungeerde Helpling slechts als bemiddelend platform zonder gezagsverhouding. Omdat het huishouden de instructies gaf, het loon betaalde en de werkzaamheden voor eigen rekening liet verrichten, werd aangenomen dat de arbeidsovereenkomst tussen de schoonmaakster en het huishouden bestond.
Het gerechtshof Amsterdam kwam tot een ander oordeel. Volgens het hof moest de relatie tussen Helpling en de schoonmaakster worden gekwalificeerd als een uitzendovereenkomst. De huishoudens fungeerden in die constructie als inleners. Helpling trad volgens het hof wél op als formeel werkgever: zij regelde de toegang tot werk, de betalingsstructuur en bepaalde de voorwaarden waaronder de werkzaamheden plaatsvonden. Daarmee oefende zij voldoende formeel gezag uit om als uitzendwerkgever in de zin van artikel 7:690 BW te worden aangemerkt.
Advocaat-Generaal De Bock bij de Hoge Raad zag het weer anders. Zij vond dat van een uitzendovereenkomst geen sprake kon zijn, juist omdat een particulier huishouden – anders dan een onderneming – niet kwalificeert als ‘inlener’. Volgens haar moest de relatie tussen Helpling en de schoonmaker worden aangemerkt als een reguliere arbeidsovereenkomst. Daarbij wees zij op een moderne invulling van het gezagscriterium: ook zonder directe inhoudelijke aansturing kan sprake zijn van werkgeversgezag, bijvoorbeeld als het platform via algoritmen, voorwaarden of gedragsregels feitelijk de arbeidsrelatie structureert.
Oordeel van de Hoge Raad: Helpling is uitzendwerkgever
De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het hof: er bestaat een uitzendovereenkomst tussen Helpling en de schoonmaker. Daarbij is volgens de Hoge Raad niet vereist dat de inlener een onderneming is.
Een particulier huishouden kan ook als inlener kwalificeren als:
- de arbeid onder diens leiding en toezicht plaatsvindt, én
- de werkende via het platform ter beschikking wordt gesteld in het kader van het bedrijf van het platform.
Volgens de Hoge Raad regelde Helpling de toegang tot werk, de voorwaarden waaronder opdrachten konden worden aanvaard, en de afwikkeling van de betaling. Die mate van organisatorische betrokkenheid is voldoende om Helpling aan te merken als formeel werkgever. Het feit dat het toezicht op de uitvoering van de werkzaamheden bij het huishouden lag, staat daar niet aan in de weg. Juist dat onderscheid – materieel gezag bij de inlener, formeel gezag bij het platform – is kenmerkend voor de uitzendconstructie.
Juridische gevolgen voor zzp’ers, uitzendbureaus en platformwerkgevers
Deze uitspraak maakt duidelijk dat digitale platforms niet automatisch buiten het arbeidsrecht vallen. Ook als gebruik wordt gemaakt van zzp’ers of freelancers, is herkwalificatie tot werknemer of uitzendkracht mogelijk.
Let op de volgende risico’s:
• Herkwalificatie van zzp naar werknemer of uitzendkracht
• Toepassing van de uitzend-cao en loondoorbetaling bij ziekte
• Verbod op het vragen van een vergoeding aan werkenden (art. 9 Waadi)
• Aansprakelijkheid voor premies, vakantiedagen, en transitievergoedingen
Europese context: vermoeden van werknemerschap bij platformwerk
De uitspraak sluit aan bij het voorlopige akkoord over de EU Platformwerk-richtlijn, waarin bij aanwezigheid van twee van vijf indicatoren een vermoeden van werknemerschap geldt. Indicatoren zijn onder meer:
- algoritmisch toezicht,
- beperkte tariefvrijheid,
- controle over werktijden of taaktoewijzing.
Platformbedrijven zullen dus steeds vaker moeten aantonen dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst – en niet andersom.
Advies aan werkgevers, HR en platforms
Werkgevers, uitzenders en platformorganisaties moeten bij digitale arbeidsovereenkomsten of inzet van zelfstandigen kritisch nagaan:
- wie gezag uitoefent,
- wie bepaalt waar, wanneer en hoe wordt gewerkt,
- en wie het platform aanstuurt.
De feitelijke situatie is beslissend – niet hoe het contract is getiteld.
Laat uw arbeidsstructuur juridisch toetsen
ACG International adviseert organisaties bij het inrichten van arbeidsrelaties via platforms, apps en andere vormen van digitale bemiddeling. Wij ondersteunen bij:
- risicoanalyse kwalificatie werknemer vs. zzp’er,
- inrichting van uitzendconstructies,
- compliance met Waadi en cao-verplichtingen.
Vragen over platformwerk, uitzenden of schijnzelfstandigheid? Neem contact met ons op.